Stam+t, 't kofschip-X, 't sexy fokschaap? Hoe zit het ook al weer?
Het spellen van de werkwoorden valt niet altijd mee. Hoe zit het ook alweer? Wanneer komt er een -t achter en wanneer niet?
Werkwoorden zijn doe-woorden zoals: lopen, rennen, fietsen, worden en lezen. Om te kunnen weten hoe je het werkwoord schrijft kijken we eerst naar de tijd waarin de zin staat. Om dit te kunnen doen kijken we naar de persoonsvorm.
Hoe vind je de persoonsvorm?
Je kunt de persoonsvorm op drie manieren vinden. Let op: de persoonsvorm is dus altijd een werkwoord!
1. De vraagproef
Maak de zin vragend, het werkwoord dat vooraan in de zin staat is de persoonsvorm.
We gaan tekenen en knutselen.
Gaan we tekenen en knutselen?
Gaan is dus de persoonsvorm.
2. De tijdproef
Zet de zin in een andere tijd, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
We gaan tekenen en knutselen.
We gingen tekenen en knutselen.
Gaan is de persoonsvorm.
3. De enkelvoud-meervoud proef
Verander de zin van enkelvoud naar meervoud of andersom, het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
We gaan tekenen en knutselen.
Ik ga tekenen en knutselen.
Gaan is de persoonsvorm.
Werkwoordspelling
We kijken eerst naar het hele werkwoord (infinitief), dit is de wij-vorm. Bijvoorbeeld rennen. Vervolgens kijken we naar de stam, dit is de ik-vorm. De stam vinden we door -en van het hele werkwoord af te halen. Rennen wordt in dit geval ren.
Tegenwoordige tijd
1. Ik...... .......je? |
stam bijvoorbeeld: loop, ren, word, verf |
2. hij..... jij....... zij...... |
stam+t bijvoorbeeld: loopt, rent, wordt, verft |
3. wij..... jullie..... |
hele werkwoord (infinitief) bijvoorbeeld: lopen, rennen, worden en verven |
Zoals je ziet zijn er in de tegenwoordige tijd maar drie regels. En komt de regel "+dt" niet voor. Bij "hij wordt" zie je wel een d en een t als laatste twee letters, maar bij "hij loopt" zie je ook een p en t en dat benoemen we ook niet. Geeft alleen maar verwarring!
Verleden tijd
4. enkelvoud ik, jij, hij, zij |
Sterk werkwoord: Klankverandering bijvoorbeeld: liep
Zwak werkwoord: stam+te of stam+de bijvoorbeeld: rende, brandde, fietste, verfde* |
5. meervoud wij, jullie |
Sterk werkwoord:
Klankverandering bijvoorbeeld: liepen
Zwak werkwoord: stam+ten of stam+den bijvoorbeeld: renden, brandden, fietsten, verfden* |
In de verleden tijd zijn er dus maar twee regels: regel 4 en regel 5. Voor de sterke werkwoorden gebruiken we de gewone spellingsregels.
Hoe weten we nu of we "stam+te(n)" of "stam+de(n)" schrijven?
Hier voor gebruiken we "'t kofschip-x" of "'t sexy fokschaap". Let op: we kijken alleen naar de medeklinkers!
We kijken naar de stam. Zit de laatste letter van de stam in "'t kofschip-x" dan krijgen we stam+te of stam+ten. Zit de laatste letter van de stam niet in "'t kofschip-x" dan krijgen we "stam+de" of "stam+den".
* Let op: Bij het werkwoorden waarvan de stam eindigt op een f of een v kijken we naar het hele werkwoord. Wanneer we hier- en vanaf halen zien we een "z" of "v". Deze letters zitten niet in "t kofschip-x". We gaan de verder met -de of -den. Bijvoorbeeld: verfden en bloosden.
Ook hier geen "-dt"!
Voltooide tijd
Hier vinden we de zesde en laatste regel. In de voltooide tijd zien we altijd een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord. Het hulpwerkwoord is de persoonsvorm, hiervoor gebruiken we bovenstaande regels. Voor de spelling van het voltooid deelwoord gebruiken we regel 6.
Wij hebben gewerkt.
Hulpwerkwoord: hebben
Voltooid deelwoord: gewerkt
6.
voltooid deelwoord
bijvoorbeeld: gerend, gebrand, gefietst, gelopen, geverfd
Een voltooid deelwoord begint meestal met "be-", "ge-" of "ver-" en eindigt op "-en", "-d" of "-t" . Hoe weet je nu of het "-t" of "-d" is?
We kijken naar de stam. Zit de laatste letter van de stam in "'t kofschip-x" dan krijgen als laatste letter een "t". Zit de laatste letter van de stam niet in "'t kofschip-x" dan krijgen we als laatste letter een "d".
En..... ook hier zien we geen "-dt"!
Reactie schrijven